Kinderen van de maan – hoofdstuk II

in dwarsligger •  8 years ago  (edited)

[Nota Bene: hoofdstuk 2 van mijn eerste 'dwarsligger'. Overeenkomsten met personen en situaties berusten op puur en louter samenloop van omstandigheden. Kopie-rechten @oaldamster. Blokchain publicatie voor Steem ON Graphene {SONG}]

Dit wordt een lange nacht

Voel wat koude vocht over mijn gezicht stromen en als ik mijn ogen open zie ik het steelpannetje in de lucht. Een scheut pijn schiet door mijn achterhoofd, nek en schouders. Het duurt even voor het tot mij doordringt dat ik plat op de grond lig. Kreunend en steunend, je wordt ouder papa, kom ik langzaam overeind, voel mij erg duizelig. En als ik bijna sta zie ik de boom voor mij als in een vertraagde opname op mij afkomen.

Op het moment dat ik met mijn voorhoofd tegen de boom aan knal ben ik plotseling in een bruin café in Winschoten. Hoppe, de kroeg van mijn broer, dat was ooit zijn café, dus vreemd dat ik hem achter de toog zie staan. Uit zijn bewegingen begrijp ik dat hij vraagt of ik iets wil drinken, maar ik versta hem niet. Schudt mijn hoofd, dat begrijpt hij vast wel, tegenwoordig drink ik voornamelijk water, of ranja, nadat ik mij koffie taks bereikt heb.

Er is geen muziek, dat is vreemd. Om mij heen zie ik stamgasten, maar ze spreken een taal die ik niet herken. Naast mij zit een vrouw, ze ziet er anders uit dan de rest, alsof ze hier niet hoort. Voel mij op mijn gemak naast haar, alsof ik haar al jaren ken. “Ben je erg geschrokken?”, vraagt ze op rustige toon. Meteen schiet ik in de stress en knijp de rand van de bar bijna fijn.

Stap van de hoge barkruk af en neem wat afstand van de vrouw aan de bar. Maar ze zit er niet meer. Mijn broer en de andere aanwezigen kijken mij bevreemd aan. Dan een warme hand op mijn schouder: “Ze kunnen mij niet zien.”, weer zij, nu achter mij. Voel toch duidelijk haar warme hand, hoe kan zij hier dan niet zijn? Of is de rest hier niet? Doet mij in een flits denken aan Scrooge.

“Welke van de geesten ben jij, die van verleden, heden of toekomst?”, vraag ik aan haar. Ze lacht en pakt mijn hand vast: “Wie zegt dat ik een geest ben?” en ze leidt mij naar een tafeltje voor in de kroeg. Het bruine interieur is nog hetzelfde als van na de brand. De stoelen wat wankelig op de bruine plavuizen. Een schrapend geluid galmt door het café als ik de stoel naar achteren schuif om te kunnen gaan zitten.

Dit geluid ken ik als geen ander. Regelmatig schoon gemaakt deze vloer, als ik dan 's morgens naar binnen liep bleef ik bij iedere stap plakken. Prima, dan had de kroeg een goede omzet gedraaid. De heren-toilet was dan het ergst om schoon te maken. Steevast stond op zaterdag dan die ene klant weer te vroeg bij de ingang met de opmerking: “Nog niet klaar?” En dan wist ik dat ik nog zeker wel een half uur had.

“Ben je erg geschrokken?”, vraag ze weer, nadat ze tegenover mij heeft plaats genomen. Harm, mijn broer komt langszij en zet een glas water voor mij neer. We begrijpen elkaar zonder woorden, dat is ook zo. Bedank hem en hij zegt iets terug wat ik niet versta. Maar hij loopt terug naar de bar en heb het idee dat hij mij dus schijnbaar wel verstaat.

De vrouw tegenover mij lacht en zegt op plagerige toon:”Op dieet?” Geërgerd kijk ik haar aan en zeg kortaf:”NEE!”...

Haar hand heeft ze op de mijne gelegd, het voelt alsof er warmte uitstroomt, dat komt goed uit want ik voel mij erg koud. Vreemd, ze komt mij zo bekend voor, maar als ze gaat praten schrik ik. “Komt omdat je mij binnen in jouw hoofd hoort.” Bam, ik schrik zo dat het glas met water omgaat. Fijn, voel hoe het water mijn bovenbenen heeft gevonden. Dat zal een mooi beeld opleveren als ik straks opsta.

Dan zit ze ineens op de houten stoel naast mij. Ze huilt zonder geluid. “Wat is er?”, vraag ik zacht, het is alsof ze mij niet hoort. Ze staart voor zich uit de verte in. Het valt mij nu op dat om haar gestalte heen een dunne wazige gloed lijkt te zijn. Dat, of mijn lenzen hebben teveel eiwit en wordt het tijd voor nieuwe. Ze zit in een vreemde starre houding rechtop, haar onderarmen naast elkaar op tafel.

Er komt nog iemand bij ons zitten, ze glimlacht naar mij, haar ken ik. Ze zet een asbak op tafel en houd mij een pakje sigaretten voor. Nee, schud ik heftig, want ik rook immers al jaren niet meer. Lang geleden dat ik haar voor het laatst heb gezien. De mysterieuze vrouw van de stem in mijn hoofd staat nu naast de mij. Ze schudt hevig haar hoofd en haar ogen lijken te vlammen. Mijn goede bekende zet een glas bier voor mij neer en kijkt mij met pretogen aan.

“Nee, dank je.”, zeg ik hardop en schuif het glas bier doeltreffend terug naar haar kant van de tafel. Aan haar adem kan ik ruiken dat ze zelf al behoorlijk wat glazen genuttigd heeft. Haar hand op mijn knie doet mij rillen, ik wil hier weg. De stoel schuift met veel lawaai achteruit, het gemis aan muziek bevreemd mij. Waar is ze gebleven? Kijk om mij heen, maar zie haar nergens.

Iemand trekt aan mijn arm. De bekende dame uit een ver verleden is niet van plan mij los te laten. Boos kijkt ze mij aan, maar ik ruk mijn arm los en schudt zo hard ik kan nee. Ze leunt met haar hoofd in haar handen voor op de tafel: “Volgens mij kun je beter om een taxi naar huis vragen.” En ik wrijf haar kort en vriendelijk over haar schouder.

Wat ik wil is weten waarom ik hier ben en ik heb het gevoel dat de dame vol mysteries mij dat als enige kan uitleggen.
Bij de stamtafel zie ik haar, ze is de ramen aan de binnenkant aan het wassen. Het volgende moment sta ik naast haar. In mijn hand de raamtrekker en ik veeg de ramen droog die zij schoon heeft gemaakt. Er klinkt nu wel muziek, van van Dik Hout: “...Laat het gaan, laat het vallen laat het los...” Hoe gaat die tekst ook weer in zijn geheel denk ik, want steeds hetzelfde stukje komt voorbij.

Ze kijkt mij aan terwijl ze de ramen stevig insopt, tranen lopen nog steeds over haar wangen. Wil haar troosten, maar hoe? “Waarom ontken je wat je voelt?” Ze stopt met het ramen lappen, haar lippen bewegen nog steeds niet en haar klanken dreunen door mijn hoofd. Het galmt na onder mijn hersenpan: “Waarom ontken je wat je voelt?...”

“Wat bedoel je?”, dat zeg ik meestal als ik wel een antwoord klaar heb, maar eigenlijk liever niet wil zeggen wat ik denk.
“Je draait er om heen.”, antwoord ze in mijn hoofd en drukt pardoes de natte spons met zeepsop en nicotine drab in mijn gezicht. Die had ik verdiend...

Rond en rond gaat de draaimolen

“Je doet alsof je een clown bent!”, schreeuwt haar stem in mijn hoofd, het is compleet donker. “Wil je a.u.b. een andere benaming gebruiken? Ik heb een hekel aan clowns!”, schreeuw ik zo hard mogelijk terug. “NEE!!!” en dan is het stil.
Alleen het ruisen van het bloed door mijn aderen hoor ik in mijn hoofd. “Waar ben je!”, roep ik bang: “Ga niet weg, geef mij even, de grapjas is maar een klein deel van mij! LUISTER EVEN! Alsjeblieft...”

“Je loopt letterlijk weg voor jouw gevoelens, die jas vol grappen en grollen van jou is daar een goed voorbeeld van!”
Ben plotseling op de kermis in Winschoten, het is zomer, Oldambtplein, draaimolen. “Wat doe ik in een draaimolen?”, vraag ik mij af en kijk rond terwijl ik tegen de draairichting in loop. Dan zie ik haar, ze zit omgekeerd op een mini-buggy. “Je draait rondjes en loopt tegen de richting in.”, klinken haar verwijten zonder dat ze haar mond beweegt.

“Zie je liever lachen.”, zeg ik als ik voor haar sta en haar recht in haar eindeloos diepe ogen kijk. “Goh, hoor ik daar een oprecht gevoel?”, ze duwt mij hard naar achteren en ik struikel over een paard met wagen achter mij. Hard gelach van het publiek. “Clown!”, klinkt er cynisch in mijn hoofd. “Ze moet wel erg boos ergens over zijn”, denk ik, terwijl ik naar boven staar, liggend op de vloer van de draaimolen.

Het volgende moment ben ik in Finsterwolde, bulten van zand begroeit met gras. Dit ligt er schijnbaar al een tijdje. Vroeger noemden wij dat bij de lagere school “de bergen”, een plek waar ik regelmatig heb gespeeld. Broertje lief heeft er nog een onaangename herinnering aan toen hij er met wielren-fiets, zonder remmen, vanaf reed. Vol op een stenen muurtje.

Zij loopt iets hoger dan mij en ik volg gestaag op enige afstand. “Waarom loop je mij achterna?”, vraagt ze weer in mijn hoofd. Haar pas is stevig verankerd en zelfverzekerd. “Omdat jij de weg hier lijkt te weten.”, antwoord ik eerlijk. “Ben je verdwaald dan?”, vervolgd ze haar vorige vraag. Even ben ik stil en kijk naar hoe zij trefzeker de richting op lijkt te gaan waar ze heen wil.

Ergens wil ik met haar meelopen en aan de andere kant wil ik ook juist de andere kant op. “Ja, ik ben de weg kwijt en het lijkt alsof jij hier de weg weet.” Ze staat even stil en draait zich mijn richting uit: “Dat klinkt bijna alsof je mij vertrouwd...” Aan de horizon, de kant van Ganzedijk, is een vuurzee te zien. De rook komt onze kant op.

Hoewel ik zelf nu niet die kant op zou gaan vervat zij haar resolute klimmende pas. En ik besluit met haar mee te gaan. Kort daarna zijn we in een bos beland aan de rand van het dorp. Het is een jong bos nog, met bomen van een meter of vijf hoog. Het heeft geregend, aan de sporen in de modder is te zien dat hier veel fietsers langs zijn gekomen.

“Deze kant op”, zegt ze en ze loopt langs mij een ander pad in. Mijn voeten zakken weg in de blubber. “Hier is het!” hoor ik haar roepen en zie in de verte iets wat lijkt op een noodgebouw. Aan de buitenkant met bruine spak afgewerkt. Ze opent de deur alsof ze zeker weet wat ze doet.

Binnen en weg

Er staan veel mensen binnen die mij vreemd aan zitten te staren. “Wacht hier maar even, ik ga vragen of iemand weet welke kant wij op moeten.” Dan kom ik in een ruimte, donker, waar hoge ronde tafels staan. Tafels waar je staand aan kunt leunen, jeugdsoos Shang-Ri-La herken ik hier in. Dan zie ik Jan Mulder binnen komen, hij praat met een man van mijn leeftijd die veel op hem lijkt. Er is rook binnen met stukjes vuur zoals van een kampvuur waar brandend papier uit waait.

Het haar van de man, die de zoon van Jan zou kunnen zijn, vangt zo'n gloeiend papierstukje. En ik wijs met angstige blik op het gevaar. Geen paniek, gewoon rustig maakt hij het zelf uit en beide vervolgen hun weg. In voorbijgang mij vriendelijk groetend. Ben ook wel erg angstig aangelegd waarschijnlijk.

Dan dringt tot mij door dat zij verdwenen is. En ik besluit om niet af te wachten maar op zoek naar haar te gaan. Maar waar ik ook kijk, ze is nergens te vinden. Vlak bij de uitgang denk ik haar te zien, maar de vrouw in kwestie kijkt mij met een lang gezicht en lege blik in haar ogen aan.

Als ik eenmaal weer bij de deur waar we naar binnen zijn gekomen buiten sta dringt het goed tot mij door dat ze echt verdwenen is. De deur sluit achter mij als vanzelf. Het is stil. Mijn voeten zakken weg in de modder en ik voel mij alleen. In de verte is een grote vuurzee boven Ganzedijk te zien.
...

Hoofdstuk 1 - Wat er aan vooraf ging
Hoofdstuk 2 - Dit wordt een lange nacht
Hoofdstuk 3: - Zelfstandig of onafhankelijk?


artwork cc-by-sa @oaldamster

  • 50/50 uitbetaling, want er zijn rekeningen te betalen, weet u wel.
Authors get paid when people like you upvote their post.
If you enjoyed what you read here, create your account today and start earning FREE STEEM!