Achter de parkkade in Rotterdam bevindt zich een klein parkje dat je zo zou missen als je er niet op let. Het is een klein stukje Nederland waar de natuur, buiten de looppaden, vrijelijk zijn gang kan gaan met een zo klein mogelijke beïnvloeding van de mens. De paden zijn zacht en lopen in verschillende richtingen door het hele park. Een aantal houten bruggetjes maakt het mogelijk een paar slootjes, die drie plasjes met elkaar verbinden, over te steken. Op verschillende plekken zijn er houten bankjes geplaatst waar de mogelijkheid wordt geboden even rustig van de omgeving, de verschillende diertjes en de groene verscheidenheid te genieten.
Een aantal dagen geleden zat ik, net na lunchtijd op een van de houten bankjes, de verschillende overpeinzingen in mijn hoofd, tot rust te laten komen. Een redelijk sterke wind waaide door mijn korte haren, koelde mijn gezicht en bracht de, in alle richtingen fladderende, gedachten tot bedaren.
Tegenover mij stond een machtige boom die zich, onder het gewicht van zijn eigen takken, genoodzaakt zag achterover te buigen, waardoor mijn uitzicht over het water, daar vlak achter, enigszins werd belemmerd. Dit obstakel voegde een bepaalde mystiek toe aan het uitzicht vanaf het bankje, wat mij deed realiseren dat dit uitzicht, het bankje, deze door mystiek omgeven scenario, ook zonder mijn waarneming zou bestaan.
Het bankje waar ik op zat, zou er ook zijn als ik op dit moment niet op deze plek had gezeten. Mijn aanwezigheid voegde niets toe aan het bestaansrecht van de boom, noch van het bankje. Wat rechtvaardigt het bestaansrecht van het bankje, als mijn aanwezigheid, mijn eigen bestaan, daar niets aan veranderd ? Wellicht is deze rechtvaardiging te vinden in het feit dat er potentieel op gezeten kan worden en zelfs op momenten op gezeten wordt. Het feit dat ik er wel of niet op zit, is hier niet van belang, waardoor mijn eigen bestaan daarmee totaal irrelevant is geworden.
Terwijl mijn wijsvinger liefdevol langs het hout van het bankje streelt en de onregelmatige ribbelingen van de nerven mijn tedere aanraking voelen, schieten de woorden van Sartre door mijn hoofd:”Het idee dat de mens als zodanig het hoogste doel is doet mij kotsen’”. Misschien is dat een oplossing Als ik het bankje onder zou kotsen zou mijn bestaan weer een rechtvaardiging vinden ! Mijn kots zou de bank immers, in ieder geval tijdelijk, onbruikbaar maken, daarmee zou mijn rechtvaardiging op dit moment op deze plek eruit bestaan het bestaansrecht van het bankje weg te nemen. Maar waarom zou ik kiezen voor het bankje, zou ik de kromme boom onder kotsen, dan zouden alle bankjes welke uit deze boom gevormd zouden kunnen worden een deel van hun bestaansrecht verliezen Nee, ik zou mijn bestaansrecht veel meer kunnen rechtvaardigen als ik het hele park,heel Rotterdam… nee de hele wereld onder kots.
Nu maar hopen dat ik genoeg kots heb om mijn hele leven te kunnen blijven bestaan……